Zodra ik uit het vliegtuig op het platform stap in Juba wordt me duidelijk dat het droge en hete seizoen nog niet voorbij is. De 40+ temperatuur raakt me als een moker en terwijl ik over het platform richting de tent loop die door moet gaan voor de aankomsthal, begint het zweet me al van het voorhoofd te stromen. De aankomsthal is een verhaal apart.
Eerst de douane. Deze bestaat uit twee kleine doorgeefluiken. Aangezien "in de rij staan" een onbekend concept is in Juba, betekent je paspoort laten stempelen dat je alleen maar met ruim gebruik van ellebogen nog een kans hebt om niet als laatste bij het loket te eindigen. Bij het piepkleine loket aangekomen ben je er nog niet, want van alle kanten worden er armen met paspoorten door het doorgeefluik gestoken terwijl er luidkeels om aandacht wordt gevraagd door de respectievelijke eigenaren van die armen. De communicatie met de douanebeambte verloopt dan ook vaak met de nodige hindernissen. En ondertussen hoop je maar dat in al het gedrang je achterbuurman ondertussen niet je rugzak aan het leeg lepelen is. Welkom in Zuid-Soedan!En dan deel twee van de aankomst, het bemachtigen van je koffer.
Ik draai me om naar het achterste deel van de tent waar een kolkende massa van mensen zichtbaar is, bestaande uit hevig zwetende passagiers, politiemensen, douanebeambten, bagage afhandelaars en customs officieren. En het lijkt er op dat iedereen ook zijn complete familie heeft meegenomen. Ongelofelijk, wat een chaos. Iedereen trekt en duwt aan elkaar en probeert zich zo, overigens zonder zichtbaar resultaat, te verplaatsen. Aangezien ik in het verleden door schade en schande wijs ben geworden ga ik niet eens proberen om mijn koffer zelf te bemachtigen. Ik geef mijn bagagereçuutje direct aan één van de lokale helpers die opdringerig hun diensten aanbieden. Deze duikt de menigte in, op zoek naar mijn koffer, terwijl ik wijselijk aan de rand van de vechtende kluwen achterblijf. Ik schat de temperatuur in de tent ondertussen op 45 graden. Na een vijftien minuten wordt mijn helpertje met koffer en al weer uitgespuugd door de deinende massa (toch altijd weer een verrassing) en duiken we samen een eindje verder de menigte weer in en vechten ons een weg naar de customsbalie.
Hier moet ik mijn koffer zien te openen op een balie van twee meter breed terwijl nog zo'n 30 man tegelijkertijd precies hetzelfde idee hebben.Terwijl de customs officier door mijn koffer heen graait probeer ik mijn plekje bij de balie te behouden, wat niet meevalt met een duwende koffer in je knieholten en een paar ellebogen in je ribben. Zodra ik mijn koffer weer dicht geworsteld heb pakt mijn mannetje de koffer boven zijn hoofd en vechten we ons, al struikelend over bagage en mensen, de menigte weer uit.
![]() |
100 pond is inmiddels al minder waard dan 1 euro. |
Als ik twintig minuten later door de poort van het hotel loop krijg ik toch een beetje het gevoel dat ik thuiskom, zeg maar thuis van huis. Na anderhalf jaar in hetzelfde hotel begin je toch een beetje bij het meubilair te horen en de begroeting van het personeel is altijd warm en welgemeend. Marge, één van de vaste serveersters heeft weer eens een nieuw kapsel, erg belangrijk hier. Dit keer heeft ze haar lange haar alle kanten op staan, erg indrukwekkend en direct tot "coupe 10.000 volt" gedoopt door mijn collega's. Asmerath is ook aanwezig, een kleine en broodmagere serveerster uit Eritrea. We schatten haar op 40 kilo schoon aan de haak, maar altijd vrolijk. Kelner Josef begroet me met een vragende blik en vraagt zachtjes "change money?"
Josef is een jonge kelner, eentje met een permanente tandpasta-reclame-grijns op zijn gezicht. Die grijns zit daar hoofdzakelijk om dat hij lekker bij klust op de zwarte markt. Officieel moeten we geld wisselen bij de receptie, maar op de zwarte markt is de koers toch beduidend beter.
Tot een half jaar geleden wisselden we vooral bij "Big Mama", die aan de overkant van de straat een klein winkeltje in een oude zeecontainer runt. "Big Mama" is een forse vrouw (ik druk me voorzichtig uit hier) van Afrikaans/Arabische afkomst. Altijd gekleed in wat er uitziet als 10 meter tentdoek dat in een ingewikkeld patroon om haar omvangrijke lichaam en hoofd is geplooid. Als een spin in een web zit ze in haar winkeltje, waar ze zelden uitkomt. Voor alle hand- en spandiensten die buiten haar winkeltje plaatsvinden heeft ze een legertje magere schoffies paraat staan. Wanneer je hier binnen komt om wat geld te wisselen voelt dat altijd aan alsof je het hol van de leeuw binnen stapt. Zodra de laatste klant het winkeltje uitloop schuif ik een briefje van 100 dollar over de toonbank. Argwanend bekijkt ze het biljet grondig, doet een kort telefoontje in het Arabisch en stuurt één van haar hulpjes er op uit om ergens een stapel geld op te halen. Of, als ze genoeg geld in huis heeft, verdwijnen haar handen diep in de plooien van haar jurk, waarna ze, als een bizarre versie van Hans Klok, een zak met geld tevoorschijn tovert. We hebben geen flauw idee hoe ze die truc uithaalt en waar ze nu precies dat geld bewaart. De consensus is dat we het eigenlijk ook niet willen weten.
Kortom; we doen liever zaken met Josef, de "Slimme Sjakie" van het hotel.
Daar het hotel natuurlijk niet mag weten van Josefs handeltje moet het een en ander wel een beetje onder de radar gebeuren. Door de idiote inflatie loont het ten zeerste om alles in het hotel op rekening te zetten en dan na vier weken pas, op de dag van je vertrek, geld te wisselen om je rekening te vereffenen. Dit kan je wel 10 tot 15% op de totale rekening schelen. En hier komt er een logistiek probleempje voor Josef om de hoek kijken, want hoe smokkel je ongezien voor 300 dollar aan Zuid Soedanese ponden het hotel in. Momenteel staat 300 dollar gelijk aan ongeveer 38000 Pond. Tel dat bedrag even uit in briefjes van 50 en 100 pond en je ziet het probleem. Je loopt nu eenmaal niet even ongemerkt met 750 briefjes van 50 pond in je achterzak door het hotel. Dus toen Josef aan het eind van mijn voorlaatste tour op mijn hoteldeur klopte om 300 dollar te wisselen was ik wel benieuwd hoe hij dat probleem had getackeld. Toen ik de deur opende stond Josef daar, met de kop koffie die ik als afleidingsmanoeuvre had besteld en met die eeuwige witte tanden grijns op zijn gezicht. Maar ogenschijnlijk zonder het geld. Hij liep wel met een enigszins apart loopje mijn kamer in. Na de koffie te hebben neergezet tilt hij langzaam zijn broekspijpen op en haalt stapels met papiergeld uit zijn sokken die hij, met gevoel voor dramatiek, met sierlijke zwaaien van zijn armen voor me op tafel legt terwijl de bekende grijns zijn hoofd in tweeën dreigt te splijten. Omgekeerd laten geoefende handen mijn dollars weer onzichtbaar in de sokken verdwijnen. Prachtig!
![]() |
heterdaadje |
Toen ik hier anderhalf jaar geleden voor het eerst arriveerde heb ik het eerste jaar in steeds verschillende kamers gezeten. Zodoende werd me duidelijk dat elke kamer wel zijn voor- en nadelen heeft: Kamer 227 was lekker koel maar er kwam amper daglicht binnen. Tevens keek ik vanuit mijn raam op nog geen meter afstand op een blinde muur. Een beetje te deprimerend. Kamer 229 was wat dat betreft beter gesitueerd maar gaf weer weinig privacy door dat iedereen langs je raam liep. Dus toen ik naar kamer 238 kon gaan op de bovenverdieping leek me dat een prima zet: veel daglicht maar gelukkig niet te veel direct zonlicht in de kamer, en uitzicht over de stad. "Goed geregeld Boogie" dacht ik 's avonds toen ik in bed stapte en het licht uit deed. Ik geloof dat ik net in slaap was gevallen toen ze de stroom overschakelden op de noodgenerator voor de nacht, zoals ze elke nacht doen. Sinds die nacht weet ik precies waar de noodgenerator is ondergebracht: inderdaad, precies onder het raam van kamer 238. Van slapen is die nacht niet veel gekomen; ongelooflijk wat een takkenherrie! Daarna heb ik eerst maar eens een gedegen onderzoek gehouden betreft welke kamer nu de meest ideale omstandigheden bood en uiteindelijk kwam kamer 246 als winnaar uit de bus: Koel, ruim daglicht, weinig zon, goed uitzicht, goede privacy en VER van de generator. Helaas was 246 al meer dan twee jaar in het "bezit" van een chef vlieger van een concurrerende maatschappij. Geduldig heb ik meer dan een half jaar op de loer gelegen. Josef werd gecharterd om me van inside informatie te voorzien omtrent het verloop in de kamer verhuur en een halfjaar geleden was het tijd voor actie. De chef vlieger moest tijdelijk het hotel verlaten vanwege zijn werk. Hij heeft nog geprobeerd kamer 246 gereserveerd te houden; "When I return I want room 246 back!". Nou, ik dacht het niet! Zodra hij zijn hielen had gelicht kreeg ik een seintje van Josef en heb het invasie plan voor kamer 246 in werking gezet. Het eerste wat we deden was een groot bureau naar binnen slepen en regelen dat de collega die mij aflost direct ook de kamer zou overnemen. Alle middelen waren toegestaan om de chef vlieger letterlijk buiten de deur te houden. Het enige wat ik heb nagelaten is om tegen de deur te piesen om mijn nieuwe territorium af te bakenen!
En zo zit ik nu alweer een half jaar naar volle tevredenheid in kamer 246 met als onverwachte bonus Sarah.
![]() |
Sarah |
![]() |
Mijn ouwe gympies, als nieuw. |
Maar toen ze de volgende dag trots met mijn schoenen voor me stond, kon ik het toch niet over mijn hart krijgen om haar de waarheid te zeggen. In plaats daarvan pakte ik maar weer mijn portemonnee en verzekerde me er zo weer van dat ik binnenkort dus weer zonder gympen zit. Wat een watje ben ik toch...